door Ignart Verweij
Zo zou ik Bahman Ghobadi, de maker van ‘Turtles can fly‘ (2004) willen noemen. Na zijn opvallende en hartverscheurende debuut ‘Een tijd voor dronken paarden’ (2000) komt hij opnieuw op de proppen met een film die na het zien van de laatste beelden blijft nadreunen.
De nietsvermoedende kijker is gewaarschuwd. Laat de zak chips maar in de kast, want al bij het aanschouwen van de eerste beelden krijg je geen hap meer door je keel. En dat zal de hele film zo blijven. Wat je je als potentiële kijker ook moet realiseren is dat termen als onderhoudend, de tijd doden en verbeelding bij déze film niet opgaan. Het tegenovergestelde is waar. De film grijpt je bij je strot, waardoor het besef van tijd verdwijnt en de thematiek is hyperrealistisch van aard. Het geeft je een kijkje achter de krantenberichten over de oorlog in het noorden van Irak, beter bekend als Koerdistan.
Alle belangrijke personages worden opgeëist door kinderen. Kinderen die al door en door gehavend zijn door jarenlange strijd van Koerden met de autoriteiten en hun legers van Turkije, Iran en Irak.
Het gebied ligt bezaaid met anti-personeelsmijnen. En dat zal je weten ook als kijker. Het oorlogstuig zou je zelfs een hoofdrol kunnen toedichten, zo allesbepalend zijn die destructieve wapens voor de kinderen in hun dagelijkse strijd te overleven. De mijn zorgt aan de ene kant voor de broodnodige, maar schamele inkomsten. Aan de andere kant is diezelfde mijn debet voor heel veel pijn, verdriet en verdwenen ledematen.
Eén scène zal mij nog lang blijven heugen. De film is dan al gevorderd en de belangrijkste personages zijn voldoende uitgewerkt om, zo goed en zo kwaad als dat kan, je te kunnen identificeren met de hoofdrolspelers. Een belangrijke rol is weggelegd voor een blinde peuter van drie. Hij wordt door zijn ‘zusje’ vastgebonden aan een boom. Letterlijk als een hond dat vlak voor de vakantie door zijn baasje in het bos wordt achtergelaten. Zij is niet meer in staat voor hem te zorgen en zal daar aan het eind van de film haar snoeiharde conclusie aan verbinden. Maar goed, het jongetje weet zich los te maken en gaat op zoek naar de bewoonde wereld. Bij dat zoeken komt hij terecht in een mijnenveld. Dat blijft niet onopgemerkt en de durfal van het vluchtelingenkamp gaat het jongetje redden. De reddingsoperatie wordt hartverscheurend gefilmd. Er wordt geschreeuwd naar de peuter, er wordt gewaarschuwd naar de redder. De emoties lopen hoog op. Het mag allemaal niet baten. Een mijn gaat af met alle dramatische gevolgen van dien. Er is zelfs een moment geweest dat ik mijn hoofd afwendde.
De dreun die ik als kijker kreeg van de hamer was een feit. Maar daar valt mee te leven. Het idee dat de film geen fictie is maar realiteit, is echter ondraaglijk.